Een limerick bestaat uit 5 regels met een sterk ritme erin.
In de eerste regel wordt meestal een persoon of een een dier voorgesteld met een plaatsnaam erbij.
De derde en de vierde regel zijn meestal heel kort.
De laatste regel is een soort pointe (een verrassing).
Het rijmschema is AABBA
Enkele voorbeelden:
Er was eens een juf in Denderleeuw
die vertelde over hagel en sneeuw
druppels vol water
wolkjes voor later
Heeft ze gezien dat ik geeuw?
Er was eens een bakker in Gent
die klanten met snoepgoed verwent
zoet in mijn mond
buikje rond
maar mama was niet zo content.
Er zat eens een leeuw in een kooi
die zocht naar een lekkere prooi
toen zag hij jou
viel zomaar flauw
hem zo laten schrikken, is toch niet mooi!